Muziekvoorwaarden – G
Muziekvoorwaarden

Muziekvoorwaarden – G

G (Duits ge; Engels ji) – 1) letteraanduiding. zout geluid; 2) G-sleutel
Gabelgrief (Duitse Gabelgriff) - vorkvingerzetting (op een houtblazersinstrument)
Gagliarda (Italiaanse galiard), Gaillarde (Franse Gaillard) - galliard (oude snelle dans)
Sterk (Italiaanse gallardo) - gewelddadig, sterk
Gai (Frans ge), Gament, gatment (Geman), homoseksueel (it. gayo) - leuk, levendig, levendig
Gala (it. gala) - viering, uitvoeringsgala (ceremoniële uitvoering); concert gala (it. concerto gala) – een ongewoon concert
Galant (fr. Galan), Galatamente(It. galantamente), galant (galante) - galant, elegant, sierlijk
Galop (Engelse galop), Galop (Franse halo), galop (Duitse galop), galop (Italiaanse galoppo) - galop (dans)
Galoubet ( fr. Galube) – een kleine langsfluit
Gamba (it. Gamba) - afgekort. van viola da gamba
Gamma (het. gamma), reeks (fr. gam) - gamma, schaal
Gamma natuurlijk (het. gamma naturale), Natuurlijk spel (fr. gam naturel) - natuurlijke schaal
Gamma (eng. gamet) – bereik [ stem of instrument]
Bende (Duitse bende) - passage; letterlijk een passage
Ganz (Duits ganz) - het geheel, het geheel
Ganzen Bogen (Duits ganzen bogen) – [spelen] met de hele boog; hetzelfde als mit ganzem Bogen
Ganze Opmerking: (Duitse ganze-noot), Ganztaktnota (ganztaktnote) – een hele noot
Ganze Pauze (Duitse ganze-pauze) - een hele pauze
Ganze Takte schlagen (Duitse ganze takte schlagen) – geheel uitvoeren
maatregelen van Gänzlich (Duits ganzlich) - volledig, volledig
GanzschluB (Duitse ganzschluss) - volledige cadans (op de tonica)
hele toon (Duitse ganzton) - hele toon
Ganztonleiter (Duitse ganztonleiter), Ganztonskala (ganztonskala) - hele-toongamma
Garbato (Italiaanse garbato),met garbo (con garbo) - beleefd, delicaat
houden (fr. garde) – opslaan
hitnummer (Duitse gassenhauer) – 1) straatlied; 2) modieus lied;
3) in de 16e eeuw – Gauche vocale serenade (Frans god) – 1) linker [hand]; 2) onhandig, onhandig [Debussy]
Gaudiso (It. Gaudioso) – vreugdevol
Gavotta (Het. Gavotta), Gavotte (Franse Gavot, Engelse Gavot), Gavotte (Duitse Gavotte) – Gavot (Franse dans)
homoseksueel (Engels . gay) – leuk, vrolijk
brabbelen (Frans gazouye) - twitteren, mompelen, brabbelen
Geblazen (Duits geblazen) – optreden op een blaasinstrument
Gebrochen(Duits gebrochen) - arpeggiëren; letterlijk brekend
Gebundeld (Duits gebunden) - aangesloten (legato)
Gedekt, Gedakt (Duits Gedakt) - gesloten labiale pijpen van het orgel
Gedampt (Duits gedempft) - gesloten, gedempt geluid
Gedekt (Duits gedekt) – gesloten geluid
Gedekt (Duits. gedent) - uitrekken, uitrekken
kameraad (Duits geferte) – 1) het antwoord staat in de fuga; 2) stem nabootsen in de canon
Geflusterd (Duits gefluster) - fluisteren, ritselen; wie een Gefluster (vi ain gefluster) - als een fluistering, ritselen [Mahler. Symfonie nr. 8]
Gefühl (Duits Gefül) - gevoel, gevoel
Gefuhlvoll (Duits Gefülfol) – met gevoel
tegenbeweging (Duits gegenbewegung) – 1) de tegenovergestelde beweging van stemmen; 2) het behandelen van het thema van Gegenfuge (Duitse gegenfuge) - contra-fuga
Gegengesang (Duits gegengesang) - antifoon
oppositie (Duits gegensatz) - oppositie [in fuga]
Gehalten (Duitse gehalten) – ingetogen
Mysterieus (Duits geheimnisfol) - mysterieus
Gehend (Duits geend) – een indicatie van een gematigd tempo; hetzelfde als andante
Gehende Viertel (Duits geende viertel) – het tempo is matig, geteld in kwarten; soortgelijke symbolen. gevonden in de werken van Duitse componisten van de 20e eeuw.
horen (Duits geher) - horen
viool(Duits Gaige) - 1) de oude naam van strijkinstrumenten; 2) viool
Geigenharz (Duitse Geigenharz) - hars
Geeigenprinsipal (Duits Geigenprincipal) – een van de registers van het orgel
Geistliche Muziek (Duitse Geistliche Musik) - cultus, muziek
Jaloers (It. Dzheloso) - jaloers
Gemächlich (Duits gemahlich) – rustig
volgens (Duitse edelstenen) - respectievelijk, volgens [iets]
Gemäß dem verschiedenen Ausdruck in den Versen piano en forte (Duitse en Italiaanse edelstenen dem fershidenen ausdruk in den ferzen piano und forte) – om in overeenstemming met de inhoud van de gedichten ( tekst) zacht of luid uit te voeren [Beethoven. "Man van het woord"]
Gematigd(Duits gemesicht) - ingetogen, matig
Gemere (it. dzhemare) - treurig
Gemessen (Duitse gemessen) - precies, zeker, afgemeten
Gemengd (Duits hemisht) - gemengd
Gemischter Chor (hemishter kor) - gemengd koor
gezellig (Duits. gemutlih) - rustig; letterlijk gezellig
Precies (Duitse Genau) – precies, bijvoorbeeld, Genau im Takto (Genau im tact) - ritmisch nauwkeurig
Generalba (Duitse generaalbas) - bas generaal
Generalmusikdirektor (Duitse generalmusikdirector) – in Duitse landen. lang. hoofd muzikaal leider van de opera. theater of symfonie. ork.
Generalpause (Duitse algemene pauze) – algemene pauze
soort (Italiaans genere), Genre (Frans, Engels genre) – het genre
van Genero chico (Spaanse Henero Chico) is een muziekgenre. optredens in Spanje Genereus (it. jeneroso) - nobel
Genis (it. dzhenis) - althorn [Verdi. "Othello"]
heiden (Franse janti), heiden ( it. dzhentile), Voorzichtig (eng. zachtjes) - zachtjes, rustig, zachtjes
Geslacht (lat. geslacht) - geslacht, neiging,
variëteit chromatische toonladder
geslacht diatonicum (geslacht diatonicum) - diatonische toonladder
geslacht enharmonicum(genus enharmonicum) - enharmonische toonladder (oude term - 1/4-toonladder)
Gepeitscht (Duits gepaicht) - met een zweepslag; wie gepeitsch (vi gepaicht) – als met een zweepslag [Mahler. Symfonie nr. 6]
Gerissen (Duitse gerissen) - abrupt
Complete editie (Duitse gezamtausgabe) - complete werken
Gesamtkunstwerk (Duits gazamtkunstwerk) - een kunstwerk gebaseerd op de synthese van kunst (term van Wagner)
het zingen (Duits gesang) - zingen, lied
Gesangvoll (gesangfol) – melodieus
geschlagen (Duits Geschlagen) – opvallend
Geslacht (Duits Geschlecht) - neiging [majeur, mineur]
Geschleppt(Duits Geschlept) – aanscherping
Geschuurd (Duits Geschliffen) - uitgerekt, uitgerekt, langzaam
geschwind (Duits Geschwind) - spoedig, haastig, snel
Gesellschaftskanon (Duits Gesellschaftskanon) - huishouden, gemakkelijk uit te voeren canon
Gesteigert (Duitse Geschteigert) - verhoogd, krachtig
Gestopt (Duits geshtopft) - gesloten, vastgelopen geluid (ontvangst van het spelen van de hoorn)
Gestoßen (Duits getossen) - abrupt
Gestrichen (Duitse gestrichen) - leiden met een boog; hetzelfde als arco; dikke Gestrichen (weich geshtrichen) – voorzichtig leiden
de Gesungen (Duitse gesungen) boog – melodieus
Verdeeld(Duits Getailt) - verdeling van homogene snaarinstrumenten, stemmen van het koor in 2 of meer partijen
Gedragen (Duits Getragen) – uitgerekt
Getatoeëerd (it Dzhattato) – een slag op strijkinstrumenten; letterlijk gooien
Gewichtig (Duits gevihtich) - moeilijk, belangrijk
Winnen (Duits gevinnen) – bereiken; een Ton gewinnend (een toon gevinnand) – een groter geluid bereiken door het geluid toe te voegen
Gewirbelt (Duitse gevirbelt) - spelen met een breuk [op percussie-instrumenten]
gewöhnlich (Duits gevonlich) - meestal, op de gebruikelijke manier
Gewonen (Duits gevonnen) - behaald; ik heb gewonnen Zeitmaß (im. gevonnenen zeitmas) – in het bereikte tempo
Gezicht (Duits getzisht) - hiss Gezogen (Duitse hecogen) - aanscherping, langzaam
Ghiribizzoso (It. giribizzoso) - grillig, bizar
Jig (It. jig), gigue (Franse mal) - mal: 1) starin, snelle dans; 2) het oude strijkinstrument
Gio appartement (het. jocondo), Giocosamente (jokozamente), Giocoso (jocoso), Gioiso (joyozo) - vrolijk, vrolijk, speels
Gioviale (het. gemoedelijk), met giovialità (con jovialita) - vrolijk, leuk
Gitana (Spaanse hitana) - gitana, zigeuner; zigeunerdans
Gitarre (Duitse gitaar) - gitaar
Onderstaand(it. ju) - naar beneden; in gù (in ju) - neerwaartse beweging [met een boog, hand]
Giublante (het. jubilante), met giubilo (con jubilo) - plechtig, vreugdevol, juichend
Giuoco (it. juoko) - spel, grap
Rechtsaf (it. justa) - puur [kwart, vijfde, etc.]
rechts (it. Giusto) - correct, evenredig, nauwkeurig; tempo giusto (it. tempo justo) – 1) tempo volgens de aard van het stuk; 2) zonder af te wijken van de maatsoort en het tempo
glimmend (Duits glenzend) – briljant
Glasharmonika (Duitse glyasharmonika) –
Vrolijkheid glasharmonica (Engels gli) – soort polyfonie,
Gleich-liedjes(Duitse gleich) - 1) zelfs, hetzelfde; 2) onmiddellijk
Gleicher kontrapunkt (Duits Gleicher-contrapunt) - glad contrapunt (noot tegen noot)
Gleihmäßig (Duits Gleichmassich) - gelijkmatig, gelijkmatig
Glijden (Engels glijden) – 1) soepele beweging; 2) chromatische schaal
Glijden de volledige boog (Engelse glide di full bow) – soepel langs de snaren leiden met een volle boog
Gli ornamenti ad libitum (It. - lat. Ornamenti hell libitum) - versier een melodie of passage naar believen
Glissando (glissando, van glisser - glijden) - glissando
Glissando volledige lengte van boog (Engelse glissando full tape ov bow) – soepel leiden met de hele boog
Glissando met de lange lengte van de Bogens(Duits glissando mit der ganzen lenge des bogens) – soepel leiden met de hele boog
Glissando raakt blanches aan (fr. glissando raakt blanches) – glissando op de witte toetsen
Glissé (fr. glisse) - glissando
Glisser tout le long de I'archet (fr. glisse to le long delarshe) – soepel leiden met de hele boog
Glocke (Duitse glocke) –
bel bel (gloken) - Glockengeläute klokken (German
klokkengeleute ) – klokkengelui
klokkenspel (Duits klokkenspel) - een set klokken
Gloria (lat. Gloria) – “Glorie” – het eerste woord van een van de delen van de mis
Glans (Spaanse Glosa) - een soort variatie in Spaanse muziek van de 16e eeuw.
Gluhend(Duitse lijm) - vurig
Gondel (It. gondelier), Gegondeld (Duitse gondellid) - kroon, lied van de binnenschippers
Gong (It., Franse, Engelse gong), Gong (Duitse gong) - gong
Ga meteen verder (eng. go he et one) – ga onmiddellijk [naar het volgende deel van het essay]; hetzelfde als attacca
Gorgeggio (it. gorgedzho) - keeltriller
Gorgia's (it. gorja) - wok. versieringen, coloratuur (een term uit de 16e eeuw)
Gospel, gospelliedjes (Engels evangelie, evangelie zoon) - religieuze liederen van het noorden. Amer. zwarten
Gracee (Franse genade) - genade, genade
Genade (Engelse Grace), genade opmerking (Grace Note) – melisme
Bevallig (Engels grijs), Dankbaarheid (Franse Gracezman), genadig ( genadig ) – gracieus, gracieus
gracieus (It. Gracile) – dunne, zwakke gradatie, geleidelijkheid [met inspanning. of verminderen. geluid en beweging] Graadvole (it. gradevole) – leuk Graad (it. grado) – stap, graad Geleidelijk oplopend (grado ashendente) - een stap omhoog gaan Gaandeweg ontevreden (grado dishendente) - een stap naar beneden gaan Afstuderen (lat. Graduale) – Gradual – een verzameling katholieke koorzangen. Massa Geleidelijk
(Engelse Graduel), Geleidelijk (It. Geleidelijk), Gegradueerde (Frans Graduelman) – geleidelijk
Geleidelijk aan het wegsterven (English Gradually Dayin Away) – geleidelijk vervagen
rang (lat. Graad) – stap
Gran (Het. Gran), Grote: (groots), Groots (fr. grand, english grand) – groot, geweldig
Grote cassa (it. grand cassa) – grote trom
groots (het. groots), grootsheid (fr. grootman) - majestueus, plechtig
Grote cornet (fr. gran cornet) – een van de registers van het orgel
Maat (it. grandetstsa) - grootheid;met grandezza (it. con grandezza) - majestueus
Grandioso (it. grandioos) - majestueus, magnifiek, grandioos
Kleinschalig (it. grandisonante) zeer sonore
Grote jeu (fr. grande) – het geluid van “vol orgel” (org. tutti)
Grote Opera (Franse Grand Opera) – Grand Opera
Grand'organo (Italiaanse grand'organo), Groot orgel (Franse grand org) – het hoofdklavier van het orgel
grote piano (Engelse vleugel) –
Grappa piano (Italiaanse grappa) – Accolade
Graf (Italiaans graf, Frans graf, Engels graf), grafsteen (Franse Gravman), Graf(it. gravemente) - aanzienlijk, plechtig, zwaar
zwaartekracht (it. gravita) - betekenis; met zwaartekracht (con gravita) - aanzienlijk
Zwaartekracht (Duits zwaartekracht) - met het belang van
Grazia (It. Gracia) - genade, genade; met grazia (met dank), grappig (sierlijk) - gracieus, gracieus
Grote (eng. geweldig) – groot, geweldig
Geweldig orgel (grote ogen) – het hoofdklavier van het orgel
opzichtig (Duitse grel) - scherp
Grelots (fr. Grelo) - klokken; hetzelfde als clochettes
toets (Duits griffbret) - hals van snaarinstrumenten; ben Griffbrett(ben griezelig), op de Griffbrett (auf dem griffbret) - [spel] bij de hals (op strijkinstrumenten)
Griff-meer (Duits griffloch) - klankgat voor blaasinstrumenten
Ruw (Duitse kist) - ongeveer
Groppetto (het. groppetto), Gropp (groppo) - gruppetto
Gros (fr.rpo), Bruto (Engelse grous), Groot (Duits bruto), Groot (It. Grosso) – groot, groot
Super goed (Duits grossartich) - grandioos
Grote caisse ( fr. bruto kes ) - grote trom
Grove fluit (eng. grous fluit) - dwarsfluit
Großer Strich(Duitse grovere slag) - [spelen] met een brede boogbeweging, volledige boog
Grote trom (Duitse grosse trommel) - basdrum
Gro gedeckt
( Duits bruto gedekt) – een van de registers van het orgel, dans)
Grotesk (Duits grotesk) - bizar, fantastisch, grotesk
Grotesk (grotesk) - grotesk
Grotesk (Frans grotesk, Engels grotesk), Grottesco (Italiaans grotesk) - 1) bizar, fantastisch, grotesk 2) Grotesk
Ground (Engelse grond), Gemalen bas (grondbas) - een terugkerend thema in de bas (basso ostinato)
Groep(eng. group) – een klein vocaal en instrumentaal ensemble van popmuziek
Groep (fr. groep) - een groep noten, verbonden, met een stroperige
grommen (eng. groul) - een techniek voor het bespelen van een koperinstrument in de jazz; letterlijk zoemend
Grundharmonie (Duitse grundharmoni) – basisharmonie; in jazz, het harmonische schema voor improvisatie
basis (Duitse grundlage) - basis, soort [akkoord]
Grundstimmer (Duits grundshtimme) – 1) bas als basis voor harmonie; 2) een van de groepen registers in de body; letterlijk de hoofdstem van
fundamentele toon (Duitse grundton) – 1) de basis, de toon in de algemene bas; 2) in harmonie – tonic; 3) in akoestiek – het lagere geluid van de combinatietoon; letterlijk
Gruppetto grondtoon(het. gruppetto), groep (groupo) – gruppetto Gruppierung (Duits
groep ) – groeperen [notities]
Guaracha (Spaanse guaracha) – Cubaanse dans
krijger (Franse Guerrier), Guerriero (It. Guerriero) - militant
Guida (it guida) – 1) het thema van de fuga; 2) de eerste stem in de canon
guiro (Spaanse gyro) - guiro (percussie-instrument van Latijns-Amerikaanse oorsprong)
gedaante (it. guiza) - afbeelding, uiterlijk; een guisa – in de vorm, karakter, bijvoorbeeld a Guisa van giga (a guiza di jig) – in het karakter van het optreden
Gitaar (eng. gitaa), Gitaar (fr. gitaar), gitaar(Spaanse guitarra) – gitaar
Gitaar d'amour (Franse gitaar d'amour) strijkinstrument, Schubert schreef een sonate voor hem; hetzelfde als arpeggione
Smaak (het. dik) – de smaak
van Gustoso (verrassing), met plezier (con dik) – met de smaak van
Goed (Duitse darm) - goed, bijvoorbeeld, Darm hervorstreten (gut herfortretend) – goed belicht
Darmsnaar (eng. gat strin) - keelklank (fr.
gymnastiek ) - keelklank [geluid]
Gymel (eng. gimel) – gimel (vorm van oud, polyfonie); gelijk aan cantus gemellus

Laat een reactie achter