Boris Romanovych Gmyria (Boris Gmyria) |

Boris Gmyria

People's Artist van de USSR (1951). Geboren in de familie van een metselaar. Hij werkte als een lader, een matroos in de koopvaardijvloot van de Zwarte Zee. In 1935 studeerde hij af aan het Kharkov Instituut voor Civiele Techniek, in 1939 aan het Kharkov Conservatorium, zangklas van PV Golubev. Vanaf 1936 trad hij op op het podium van het Opera House in Kharkov, vanaf 1939 was hij solist van het Oekraïense Opera en Ballet Theater (Kiev).

Gmyrya was een van de leidende meesters van de Sovjet-operakunst. Hij had een stem met een breed bereik, een zacht, fluweelachtig timbre; de uitvoering onderscheidde zich door adel en onberispelijke muzikaliteit. Hij werd gekenmerkt door een grondige kennis van de psychologie, de onthulling van muzikale podiumbeelden, ingehouden innerlijke kracht en grote emotionele expressiviteit.

Partijen: Susanin, Ruslan, Boris Godunov, Melnik, Gremin, Salieri; Tomsky ("The Queen of Spades"), Mephistopheles; Taras Bulba ("Taras Bulba" door Lysenko), Frol ("Into the Storm"), Valko, Tikhon ("Young Guard", "Dawn over the Dvina" door Meitus), Vakulinchuk ("Battleship Potemkin" "Chishko), Ruschak ("Milan" Mayborody), Krivonos ("Bogdan Khmelnitsky" door Dankevich), enz.

Gmyrya staat ook bekend als een subtiele vertolker van vocale kamermuziek. In zijn concertrepertoire bevat St. 500 werken van Russische, Oekraïense en West-Europese componisten.

Laureaat van de All-Union Vocal Competition (1939, 2e pr.). Stalin-prijs voor concert- en uitvoeringsactiviteiten (1952). Hij toerde in verschillende steden van de Sovjet-Unie en in het buitenland (Tsjechoslowakije, Bulgarije, Polen, China, enz.).